Matig Makassar en ome Bertus
Na een dag lang vliegen en met een Aziatische aircogriep in de benen, landen we op Makassar. Deze hoofdstad van Sulawesi was niet alleen een belangrijke handelspost op de specerijenroute (de Nederlanders namen Makassar maar wat graag in), maar tot voor kort ook de standplaats van onze eerdergenoemde gastheer te Jakarta. Samen met oud-Ajaxcied Richard Knopper deed hij hier heel even oude tijden herleven door met de plaatselijke PSM vijf potten op rij te winnen…totdat een groep corrupte partijbonzen een illegale competitie opstartte en al zijn sterspelers wegkaapte. Einde oefening.
Door drie verschillende ‘pete-pete’s’ (bemobusjes) te nemen en een dorpsgek af te schudden met een pakje sigaretten, belanden we in het centrum van de stad. De Lonely Planet geeft hoog op over Asoka Homestay, en omdat we moe zijn, gaan we hier niet tegen in. Het lijkt een goede keuze, totdat we de volgende ochtend buiten onze hotelkamer ‘vriendelijk’ worden opgewacht door een zogenaamde medewerker van het hotel. Not! Een rasechte marktverkoper is onze Bertus, die ons eerst aardig alle hightlights voorlegt om er vervolgens een snoeiharde berekening op los te laten. We zeggen keurig (omdat ‘nee’ zeggen voor ons lastig blijft) dat we hem aan einde van de middag nog even zullen bellen.
Niet geheel fit wandelen we door de bloedhitte (Makassar is echt heet!) en doodstille straten (geen koopzondag hier), richting de hightlight van de stad Fort Rotterdam. Naast een paar originele restanten van muren en een gerestaureerd/nagebootst fort, is er niet veel te zien. Uiteraard worden we weer overal gevolgd door groepjes studenten en giegelende meisjes. En ook hier gaan we keurig op de foto en geven we Engelse les. Onderstaande foto van onze vrome Marsha spreekt boe(r)k(a)delen:
We slaan de andere hightlights over en spenderen de rest van de middag met een biertje in een enorme food court. Zoiets moeten we in Nederland beginnen! Bij terugkomst in het hotel -je raadt het al- staat een lachende Bertus (hij had een broertje van onze knotsgekke Balinese taxichauffeur kunnen zijn) al op ons te wachten. Mars kan na een dag vol koorts niet veel meer hebben en zegt gelijk maar ‘no’ tegen hem. Welterusten!
De volgende ochtend willen we uitchecken en de bus richting Rantepao in Tana Toraja nemen, als we ons eerst een weg moeten banen langs…Bertus! Hij haalt nog een keer alles uit de kast en doet ons een aanbod waar we volgens hem nauwelijks omheen kunnen: een dag met een gids, transport, twee dagen hotel en toegang tot een exclusieve begrafenisceremonie in Torajaland. Dit voor slechts 180 oud-Hollandsche euries. We dingen wat af en zwichten dan alsnog. Opgewekt belooft hij ons dan ‘gratis’ naar het busstation te brengen. In de auto hebben we toch onze bedenkingen en vragen we of we niet voor een nacht hotel en de begrafenisceremonie kunnen gaan. Hij mompelt dat dit hem zijn reputatie kost en dat wij gek zijn, lijkt volledig door te slaan en roept dat we dan maar 100.000 rupiah (€8,-) als ‘straf’ moeten betalen. Mat kookt van woede en is klaar voor een handgemeen, maar Mars maant hem om geen onverstandige dingen te doen. “Laat maar Mat, ik weet dat je hem makkelijk had kunnen hebben!”
Ti Ta Torajaland
Na dit potje afpersing, pakken we de bus naar Tana Toraja; een rit van ‘maar’ 12 uur met een bustemperatuur die al gauw naar vijf graden zakt. Jullie begrijpen dat het tegen het einde van de rit -20 is en Mat hierdoor ook een koudje heeft opgelopen…maar dat maakt Tana Toraja niet minder bijzonder…
Na Kaptein Iglo’s day out, heeft Mat een verassing omdat wij elkaar twee jaar kennen. Een luxe hotel ( op stelten ;)) met bad en groot bed. Heerlijk zo’n verwennerij! Alleen jammer dat we niet meer kunnen doen dan over en weer niezen en snotteren. Zelfs na een fles Bintang, om de bactierien te doden, blijven we met zakdoeken en koorts naar het grote zwembad staren. Heerlijk al die luxe waar je niets mee kunt.
Tijdens het eten schuift Andriano, een Engels-Italiaans-Indonesisch sprekende gids aan. Jullie begrijpen het al…weg rust en romatiek. Hij belooft ons ieder geval toegang tot een mythische begrafenisceremonie, iets wat we volgens Thijs A. gezien moeten hebben. Nadat de aimabele Andriano is uitgerateld en met een prima prijs komt, gaan we met hem in zee. Na zijn Eagles toegift ‘Welcome to the Hotel Tana Toraja’, hebben we weer tijd voor onszelf.
How to go out in style…by the Torajans
Een frisse start. Eerst een slof sigaretten halen voor de nabestaanden. Al snel arriveren we in het kleine dorpje Berana, waar een even machtige als angstaanjagende ceremonie zal plaatsvinden. Families sparen jarenlang om hun overleden familieleden een groots vaarwel aan te bieden. In ons geval ging het om een vrouw die vier jaar geleden is gestorven en haar echtgenoot die kort geleden de dood vond. We worden warm ontvangen in een speciaal voor deze gelegenheid van bamboe gebouwd, gi-gan-tisch dorp en krijgen een plaats in ‘condoleanceruimte’ nummer 14. De familieleden van de overledenen voorzien ons, oer-Hollands, van koffie en cake. Na het uitwisselen van beleefdheden en cadeaus, staat het ons vrij om rond te lopen en van de ceremonie te genieten. Genieten is misschien niet het juiste woord…
Waar te beginnen? Wat volgt is een ‘once in a lifetime’ spektakel, een bonte mix van oer-oud Animisme en het door de kolonisten ‘opgedrongen’ Christendom. Familieleden komen van heinde en verre en nemen varkens en buffels (Mat neuriet uit zenuwen ‘Buffalo Soldier‘ van Bob Marley) mee als offers. Sommige van deze dieren hebben een prijskaartje van wel € 20.000,-. Een man met een micofroon roept als een volleerd kermisexploitant alle familieleden naar voren en laat dan de meegebrachte buffels en biggen komen. We hoeven jullie niet uit te leggen dat de dieren de eindstreep niet levend halen… Zonder een waardeoordeel te vormen, heeft het iets paradoxaals: zoveel respect voor de doden en tegelijkertijd zoveel dood om je heen. Na het slachten, gaan de dieren aan het spit. Familieleden gaan aan tafel en vieren het leven. Op naar de volgende begrafenis.
We kunnen allebei met recht zeggen dat we nog nooit zoiets indrukwekkends hebben meegemaakt. Een vrouw die vier jaar geleden overleden is en thuis wordt bewaard, de familie die al gaat sparen voor de ceremonie en wacht totdat haar man overlijdt, het gekrijs van de biggen, het roosteren en uitdelen van het dure varkens- en buffelvlees, de indrukwekkende liederen die worden aangeheven, de enorme stoet van familieleden uit alle windstreken en de prachtige geklede directe familie laten je in trance achter…Alles draait hier om de dood, terwijl de mensen het leven met een rotgang vieren. Mooi!
Obelisken, graftombes en super panorama’s
Met de geur van verbrand vlees en bloed in onze neus, gaan we verder met onze tour in het noorden van Torajaland. Andriano vertelt honderduit over hoe hij zelf moest opbieden tegen zijn broers en zussen na het overlijden van zijn ouders en zo in in financiele problemen kwam.
We stoppen bij het dorpje Bori, bekend om zijn obelisken. De stenen, van klein naar groot, staan voor familieleden uit verschillende generaties. Op dit moment bouwt een zeer welgestelde familie hier een groots begrafenisdorp.
Bij Tinimbaya worden we getrakteerd op het zogenaamde panorma van 1.000 rijstvelden. Bizar en niet op camera vast te leggen. Toch maar een poging:
We lunchen boven aan de berg in het plaatsje Batietutumonga en hebben een weids uitzicht op Toraja en het stadje Rantepao.
We sluiten de dag af bij een aantal enorme gratombes die zijn uitgehouwen in reusachtige rotsblokken. Er hangen foto’s van de overledenen en op de uitkijk staat een uit hout gesnede echtpaartje (de zogenaamde ‘tau tau’). Ondertussen schieten er een aantal kinderen van een jaar of zes voorbij, die in plaats van naar school te gaan zware stukken bamboehout op hun rug dragen. Eindelijk heeft onze enthousiaste spraakwaterval Andriano door dat wij helemaal afgedraaid zijn. Tegen vijven rijden we – nog duizelend van de begrafenis van vanochtend – over zeer slechte wegen door het prachtige landschap terug naar ons hotel in Rantepao.
Vandaag zijn we nog steeds ‘under the weather’ en regent het bovendien; bloggen en sinaasappelsap drinken! In de tussentijd wisselen we voor de derde keer van hotel en strijken we neer bij Pia’s Poppi’s, een soort backpackers attractieparkje. We delen onze kamer met meneertjes gecko en kakkerlak. In de tuin een leeg zwembadje in de vorm van een hart. Er is een massagesalon, maar de masseur is verdwenen naar Makassar. Alle flessen sterke drank achter de bar zijn leeg, het duurt even voordat je koffie krijgt, maar alles gaat met een glimlach en niets is de mensen hier teveel.
Morgen (inmiddels vandaag) gaan we al snotterend nog iets van de omgeving in het zuiden van Tana Toraja verkennen en ons klaarmaken voor een lange reis (twee dagen bevriezen in aftandse bussen) naar het paradijs: the Togean Islands!
p.s.: effe reclame maken. Het fijne van Rantepao is dat er werkelijk waar niets te beleven valt. Er is gelukkig een bar waar wij relaxed kunnen zitten en internetten. De foe yong hai is classic, de juices (check out de ‘floating avocado’) zijn top en het personeel geweldig. Tripadvisor: places to go in Rantepao: Mambo…do not miss it!!!